FLORA van IJSLAND elementen: Equisetum fluviatile, holpijp

Equisetum fluviatile; De Holpijp komt vrij algemeen voor op IJsland maar niet in de hooglanden. Het is vooral te vinden langs greppels en in drasse gebieden langs rivieren en meren. Deze soort heeft nooit zijtakken net zoals het grotere schaafstro, E. hyemale (dat op drogere gronden groeit). Beide verschillen daarin met andere paardestaarten op IJsland. Waar het groeit vormt het dichte bossen steeltjes. Een andere karakterestieke eigenschap is dat het hoole stelen heeft (vandaar de naam "holpijp"). Een gemakkelijke sleutel om IJslandse paardestaarten te onderscheiden heb ik de volgende tabel hieronder:

Sommige paardensstaarten kunnen eenvoudig herkend worden, anderen zijn moeilijker uit elkaar te houden. Hier zijn kenmerken waaraan je de gemakkelijke herkenbare soorten kan vaststellen. Onder deze opsomming staat een schema waarmee je de wat lastigere soorten kan herkennen.
  • De paardenstaart heeft zijtakken die op hun beurt ook weer vertakt zijn. Dit heeft alleen de bospaardenstaart (Equisetum sylvaticum). Maar let op: deze soort is op IJsland bijzonder zeldzaam en groeit slechts op één zeer lastig te bereiken locatie in de oost-fjorden.
  • De paardenstaart heeft dikke stelen (tot 5mm) en meestal onvertakt(op enkele vertakkingen aan de basis na). Het heeft een prominent holle steel, de holte is ca. 2/3 van de steel. De steel is bijzonder ruig. Dit is het schaafstro (Equisetum hyemale).
  • De paardenstaart is onvertakt (met uitzondering van een aantal zijtakken aan de basis). Heel karakteristiek is de puntige tip van het sporangium. Dit is de bonte paardenstaart (Equisetum variegatum).
  • De paardenstaart heeft een zeer holle steel (4/5e van de steel) die gemakkelijk met de vingers samengedrukt kunnen worden. Het liefst groeit het in plaatsen die lang of het hele jaar onder water staan waar het dan dichte vegetaties vormt. Dit is de holpijp (Equisetum fluviatiele). Meestal is het onvertakt, maar let op soms ook met vele zijtakjes.
De hierboven genoemde soorten kunnen vaak aan één enkel kenmerk herkend worden. De drie hieronder genoemde soorten zijn allen algemeen op IJsland en lijken nogal op elkaar. Een belangrijk kenmerk om in de gaten te houden is de relatieve lengte van het eerste stengeldeel van de zijtak ten op zichte van de stengelschede met de tanden van de hoofdstam boven het internodium van waaruit de zijsteel is ontsproten.
  • Het heermoes (Equisetem arvense): in de vroege lente (IJsland: april, vroeg in mei) ontstaan wit-bleke stelen met sporangia. Na rijping sterven de stel af en worden vervangen door nieuw groene, vertakte stelen die nooit sporangia dragen. De vertakkingen zijn omhoog gericht. Het eerste zijstengellid is langer dan de corresponderende stengelschede boven het internodium. De tanden zijn donker (zwart).
  • De veldpaardenstaart (Equisetum pratense): In het voorjaar zijn de stelen nog onvertakt en worden de sporangia gevormd. Later sterven zij snel af en ontstaan de zijtakken. Deze groeien eerst horizontaal maar later buigen ze naar beneden. Het eerste stengellid van het zijtakje is korter dan het corresponderende stengelschede. De veldpaardenstaart heeft stengelscheden met 10 tot 16 tanden die een breedvliezige rand hebben.
  • De lidrus (Equisetum palustre): deze begint net als de veldpaardenstaart met een onvertakte steel uitmondend in de sporangia. Deze blijven langer op de stelen zitten en kunnen later ook nog gevormd worden als de stelen zijtakjes gevormd hebben. Deze staan net als bij het heermoes omhooggericht. Het eerste lid van het zijtakje is korter dan de corresponderende stengelschede. Het aantal tanden op de internodiën is 6 tot 8 en hebben ook vliezige randen.

Een beknopte inleiding over IJslandse planten
Tekst & foto's: Dick Vuijk - tenzij anders aangegeven
Andere varen-verwante soorten

Andere varen-verwante soorten

 Druk op foto voor volledige foto

 

 

 

 

Natuur van IJsland Site  in English

Natuur van IJsland Site  English